Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Roeit uit van Babel den [41]zaaier, en dien, die [42]de sikkel handelt in den oogsttijd; [43]laat hen vanwege het [44]verdrukkende zwaard, zich keren, een iegelijk tot zijn volk, en vlieden, een iegelijk naar zijn land. 41. Zelfs de landlieden, die meest weerloos zijn en nochtans zeer nodig in het land. 42. Dat is, den maaier. 43. Of, zij zullen zich keren, vlieden, enz.; te weten, die uit andere landen gekomen waren, om aldaar [als in een zeer rijk land] te verkeren, of die zij in dienstbaarheid getrokken hadden, of hun te hulp mochten gekomen zijn. 44. Vergelijk boven hfdst.25 vs.38, en hfdst.46 vs.16, met de aantekening.